Slaaptraining baby

Er is veel onderzoek gedaan naar het voorkomen en behandelen van slaapproblemen bij baby’s. Op deze pagina belichten we de verschillende soorten slaaptraining methodes en een aantal onderzoeken die zijn uitgevoerd naar de effecten van slaaptraining. Ook leggen we uit waarom het lastig is om betrouwbare conclusies te trekken over de effectiviteit van specifieke slaaptraining.

Slaaptraining methodes

Hoewel slaaptraining methodes voor baby’s sterk kunnen verschillen, zijn ze grofweg in twee categorieën onder te verdelen:

  • Slaaptraining methodes die ontwikkeld zijn om bestaande ‘slaapproblemen’ te behandelen

Hieronder vallen de extinctie benaderingen zoals de Cry-it-out methode en de Controlled Crying methode. Deze vormen van slaaptraining zijn ontwikkeld om te voorkomen dat een baby ‘beloond’ wordt met de aandacht van de ouder. Andere slaaptraining vormen die in deze categorie vallen zijn geleidelijke ontwenning (zoals met de Chair methode) en de Camping Out methode, waarbij de ouder bij het kind blijft zonder te reageren of interageren.

  • Slaaptraining methodes die ontwikkeld zijn om ‘slaapproblemen’ te voorkomen

Deze slaaptraining methodes draaien om het ontwikkelen van routines of patronen die erop gericht zijn om baby’s te leren dat ’s nachts de tijd is om te slapen, en overdag de tijd is om wakker te zijn. Ook slaaptraining methodes waarbij de focus ligt op het leren om in het eigen bed in slaap te vallen, vallen in deze categorie.

Positieve resultaten

Wanneer we kijken naar literatuur over slaaptraining voor baby’s en jonge kinderen, zien we dat het grootste deel van de gepubliceerde onderzoeken (meer dan 80 procent) positieve resultaten had, ongeacht de methode die werd getest. Met ‘positieve resultaten’ bedoelen we dat er een of meer significante verschillen waren tussen gezinnen die de slaaptraining methode toepasten en gezinnen die dat niet deden. In de meeste gevallen gaven de moeders aan dat hun baby’s of zij zelf meer slaap kregen, dat het aantal keren dat de moeders merkten dat hun baby ’s nachts wakker werd afnam, of dat de ernst van depressie bij de moeder afnam. Bij dergelijke onderzoeken wordt vaak geen verschil geconstateerd in het slaapgedrag van de baby in kwestie – een succesvolle uitkomst zit vooral in de perceptie van de ouder, of het feit dat de baby is gestopt met aandacht vragen wanneer hij of zij ontwaakt.

Perceptie van effecten niet voldoende ondersteund door objectieve data

Sommige studies geven aan dat de verbetering in de zelf geconstateerde slaap van moeders of baby’s alleen aanzienlijk was voor het deel van de groep dat daadwerkelijk deelnam aan de slaaptraining. Zo werd er in 2002 een grootschalige, willekeurige proef uitgevoerd bij baby’s van 8 tot 10 maanden met de Controlled Crying/Camping Out methodes. Men ontdekte dat de algehele verbetering die twee maanden later werd geconstateerd in het aantal moeders waarvan de baby slaapproblemen had, het gevolg was van een aanzienlijke verbetering die alleen voorkwam in een subgroep van depressieve moeders. In de ‘niet-depressieve’ groep werden geen noemenswaardige verbeteringen geconstateerd.

Bij het overgrote deel van de onderzoeken worden initiële toenames in (door de ouders gerapporteerde) slaapduur van de baby’s en/of een vermindering in ’s nachts wakker worden geconstateerd. Dat gezegd hebben relatief weinig studies onderzocht of dit effect op de lange termijn aanhoudt, of dat de perceptie van slaapverbetering ondersteund wordt door objectieve data (bijvoorbeeld middels actigrafie). In de meeste gepubliceerde studies waren de initiële verbeteringen, of de voordelen van de gebruikte methode, na verloop van tijd verdwenen. De uitkomsten voor de groep baby’s die slaaptraining had gehad waren hetzelfde als voor de baby’s in de controlegroep.

 

Beperkingen van onderzoeken naar slaaptraining

Het hoge percentage van gepubliceerde studies met ‘positieve’ resultaten is zonder twijfel indrukwekkend. Desondanks moeten we in gedachten houden dat alleen cijfers geen volledig beeld geven. Een van de grootste problemen bij het evalueren van een dergelijke hoeveelheid aan onderzoeken is de verschillende manieren waarop de studies werden uitgevoerd en wat ze precies wilden bereiken. Denk bijvoorbeeld aan:

  • Wie er deelnam aan het onderzoek: De leeftijd van de baby’s die aan de bekeken onderzoeken deelnamen varieerde van 0 tot 45 maanden. Het ging om gezinnen met pasgeboren baby’s waar van slaapproblemen nog geen sprake was tot gezinnen die ‘wel wat hulp konden gebruiken’ met de slaap van hun baby, tot gezinnen die spraken over ernstige en voortdurende slaapverstoring.
  • Welke slaaptraining methodes men gebruikte en hoe deze geïmplementeerd werden: Nog afgezien van het feit dat er een breed scala aan slaaptraining methodes bestaat (van Cry-it-out tot ‘positieve bedtijd routines), worden er binnen een enkele studie vaak meerdere methodes gebruikt. Dit maakt het lastiger om onderscheid te maken tussen wat werkt en wat geen effect heeft.

Waarom het zo lastig is om onderzoeksresultaten te vergelijken

Naast de hierboven beschreven verschillen zijn er nog andere manieren waarop dit soort onderzoeken zich van elkaar onderscheiden. Sommige studies zijn grootschalige, willekeurig gecontroleerde proeven. Deze hebben het voordeel van een groot aantal proefpersonen, en deelnemers worden willekeurig geselecteerd in een poging om de effecten van de gebruikte methode te isoleren. Nadeel is dat deze proeven vanwege het grote aantal deelnemers vaak gedwongen zijn om gebruik te maken van goedkope, makkelijk te verzamelen data (zoals door ouders ingevulde vragenlijsten.

Andere onderzoeken zijn zeer kleinschalig. Deze hebben niet de voordelen van grootschalige Randomised Controlled Trials (RTCs) maar bieden vaak wel de mogelijkheid om kostbare maar objectieve datacollectie methodes te benutten, zoals video observatie of slaapbewakingsapparaten. Vanwege het beperkte aantal deelnemers kunnen deze studies echter niet gegeneraliseerd worden buiten de specifieke context van het onderzoek.

Er worden ook onderzoeken gedaan waarbij getracht wordt om de manier waarop baby’s (of moeders) slapen te veranderen. En dan zijn er nog de studies die zich richten op andere slaap gerelateerde problemen, zoals de mentale of fysieke gezondheid van moeder of kind of de relaties binnen het gezien.

Vanwege de hierboven beschreven redenen zijn er maar weinig studies gedaan die direct met elkaar vergeleken kunnen worden. Bovendien zijn de vergelijkbare studies veelal uitgevoerd door hetzelfde onderzoeksteam en met soortgelijke deelnemersgroepen. Het is dan ook behoorlijk lastig om conclusies te trekken over de effecten van slaaptraining methodes bij een groep individuen, gebaseerd op de studies die zijn uitgevoerd op een – heel andere – groep.

Een vertekend beeld

Er is nog iets waar we ons goed bewust van moeten zijn: simpelweg deelnemen aan een onderzoeksproject is voor sommige deelnemers al genoeg om zich anders te gedragen of anders te denken over de slaapgewoontes van hun baby. Een onderzoek waarbij werd gekeken naar de ervaring van de ouders bij deelname aan slaaptraining interventies, wees uit dat sommige deelnemers meer geneigd waren om bepaalde aspecten van de methode te implementeren doordat ze aan het project deelnamen. Dat zou dus betekenen dat de betreffende methode tijdens een proef meer succes opleverde in het veranderen van de slaapgewoontes van de baby, dan wanneer ze het uit eigen initiatief geprobeerd zouden hebben. Bij een ander onderzoek merkten de ondervraagde ouders op dat ze het veel lastiger vonden om de technieken thuis te implementeren, vergeleken met in de klinische setting. De realiteit was dat de implementatie van veel slaaptraining technieken meer stress opleverde dan de ouders in de eerste instantie geanticipeerd hadden. Deze ouders gaven al snel op en wezen slaaptraining af om dat ze het te uitdagend of te traumatisch vonden.

Wanneer we zien dat de overgrote meerderheid van de slaaptraining-gerelateerde onderzoeken ‘positieve’ resultaten produceren, dan moeten we ons afvragen: “Worden studies die negatieve resultaten produceren überhaupt gepubliceerd?” Publicatiebias geeft een vertekend beeld van de realiteit. We kunnen dus onmogelijk zeker weten hoeveel slaaptraining-gerelateerde studies er zijn uitgevoerd die niet gewerkt hebben.

Tot slot

Over het algemeen is er aannemelijk bewijs dat slaaptraining ouderlijke stemmingsstoornissen kan verbeteren, of de slaappatronen van baby’s op de korte termijn kan veranderen. Het is echter nog niet helemaal duidelijk hoe dit precies gebeurt en welke andere (onbedoelde) consequenties slaaptraining kan hebben.