Waarom slapen baby’s zo?

Waarom slapen baby’s zoals ze slapen? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we begrijpen wat er gedurende onze evolutionaire geschiedenis met menselijke baby’s is gebeurd. Een evolutionair perspectief biedt inzicht in hoe de biologie en het gedrag van baby’s zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld. Op deze pagina bekijken we hoe mensen verschillen van andere zoogdieren en wat dit betekent voor de manier waarop baby’s slapen. We kijken ook naar hoe onze hedendaagse benadering van babyzorg zich heeft ontwikkeld en of dit in lijn is met de behoeften van pasgeboren baby’s.

Zoals bij normale slaap ontwikkeling al werd aangekaart, is de voeding nauw verbonden met hoe een baby slaapt. Dit is dan ook iets waar zeker rekening mee moet worden gehouden als we kijken naar wat op evolutionair vlak als ‘biologisch normaal’ wordt beschouwd. Mensenbaby’s krijgen al tienduizenden jaren moedermelk. Maar flesvoeding (dat geproduceerd wordt op basis van koeienmelk of zelfs op basis van plantaardige proteïnen) is een vrij recente uitvinding. Oftewel, baby’s zijn (nog) niet biologisch geëvolueerd om flesvoeding te ‘verwachten’. Met dat in gedachten gaan we eens kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen menselijke baby’s en andere zoogdieren.

Nestblijvers versus nestvlieders

Zoogdieren kennen grote verschillen als het aankomt op de draagtijd en staat van ontwikkeling bij de geboorte. Pasgeboren zoogdieren worden over het algemeen onderverdeeld in twee categorieën. Ten eerste zijn er de nestblijvers, ook wel artriciale zoogdieren genoemd. Deze zijn bij de geboorte nog niet zo ver ontwikkeld, blijven vaak geïsoleerd van hun soortgenoten en worden gevoed met moedermelk die de nodige vetten bevat. Dit in tegenstelling tot nestvlieders, ook wel precociale zoogdieren genoemd. Deze zijn bij de geboorte al vrij goed ontwikkeld en in staat om hun moeders te volgen of zich aan hen vast te houden. Ze zogen frequent en wanneer ze daar behoefte aan hebben. De moedermelk bevat doorgaans minder vet maar meer calorieën om de jonge dieren van hun energie te voorzien. Een goed voorbeeld van nestvlieders zijn apen. Het zal je dan ook niet verbazen dat menselijke baby’s, vanwege onze evolutionaire verwantschap met primaten, ook als nestvlieders worden beschouwd.

Toch vertonen menselijke baby’s ook ‘secundaire artriciale’ kenmerken – met name een gebrek aan neuromusculaire controle. De beperkte hersenontwikkeling tijdens de zwangerschap is een gevolg van de evolutie van de menselijke pelvis. Waar baby’s van chimpansees en gorilla’s bij de geboorte al 50 procent van hun volwassen hersenvolume hebben, is dit bij een pasgeboren mensenbaby slechts 25 procent. Dit is het gevolg van een nauwer geboortekanaal bij de mens, dat is geëvolueerd om op twee benen te kunnen lopen. Dus hoewel mensenbaby’s veel eigenschappen van nestvlieders hebben, zijn ze niet in staat om zelfstandig hun moeder te volgen of zich aan hen vast te houden. In die eerste levensmaanden, waarin hun hersenen zich in rap tempo ontwikkelen, zijn mensenbaby’s tevens niet in staat om zelfstandig hun lichaamstemperatuur te reguleren.

Melk van nestvlieder-moeders wordt geproduceerd voor baby’s die naar eigen behoefte zogen. De samenstelling van moedermelk bij mensen is vergelijkbaar met die van andere nestvlieder primaten; het bevat relatief weinig vet en proteïnen maar vrij veel calorieën. Mensenbaby’s hebben die calorieën hard nodig, omdat de groei van hun hersenen veel energie vereist. Het verschil met andere primaten is dat menselijke pasgeborenen een moeder nodig hebben die ervoor zorgt dat ze in de buurt zijn om frequent te kunnen voeden en hun fysiologische behoeften te kunnen helpen reguleren.

Voeding en overlevingskans

Etnografische data vanuit de hele wereld bevestigd dat moeders in traditionele samenlevingen gedurende de eerste levensmaanden vrijwel constant bij hun baby’s in de buurt blijven. Overdag dragen ze hun baby’s op hun lichaam en ’s nachts slapen ze bij ze. Ze voeden ze wanneer de baby hier behoefte aan heeft. Vanuit een evolutionair perspectief vergroot dit gedrag de overlevingskans van de baby; ze worden beschermd en worden optimaal voorzien in hun nutritionele behoeften. Er zijn echter nog meer voordelen. Er wordt beweerd dat frequent voeden, met name ’s nachts, een evolutionaire adaptatie van de pasgeborene is om de zogeheten lactatie-amenorroe van de moeder te verlengen. Bij moeders die volledig borstvoeding geven, worden hormonen aangemaakt die zorgen dat de menstruatie uitblijft. Dit dient om de verwekking en dus de geboorte van een tweede kind uit te stellen, wat eveneens bijdraagt aan de overlevingskans van de pasgeborene.

Tot slot

Wanneer we vanuit een evolutionair perspectief naar de menselijke pasgeborene kijken, wordt duidelijk dat veel aspecten van wat wij in hedendaagse westelijke samenlevingen als ‘normale babyzorg’ beschouwen, in feite vrij recent geadopteerde culturele gewoontes zijn. Gewoontes die de biologie van geëvolueerde mensenbaby’s niet altijd even goed ondersteunen. Als we willen weten waarom baby’s slapen zoals ze slapen en hoe we een gezond slaapritme het beste kunnen faciliteren, dan hoeven we eigenlijk alleen maar te kijken naar hoe onze voorouders voor hun baby’s zorgden.